Oordelen of vertrouwen

Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander?
Romeinen 14:4


We kunnen geschokt zijn door mensen. Door hun gedrag, hun woorden. Ik bedoel dan allereerst door Gods kinderen, mensen van wie je dat nu juist niet zou verwachten. Dat kunnen je ouders zijn, je geestelijk leiders, vrienden, of zelfs je eigen kinderen. Ze zijn in jouw ogen absoluut afkeurenswaardig. Op het laatst zeg je maar dat die mensen hun behoud hebben verspeeld. Ze zijn ‘afgevallen’ ...

Ho, stop! Hier corrigeert de Bijbel je. ‘Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander?’

Het enige wat ons te doen staat, is zelf in Gods genade blijven geloven. Het vertrouwen dat de Vader ons schenkt, kunnen we vervolgens misschien ook opbrengen voor de ander. God zal zijn weg gaan met hem of haar. Zoals de Bijbel vervolgt: ‘Of hij wel of niet volhardt in het geloof gaat alleen zijn eigen meester aan – en hij zal volharden, want de Heer heeft de macht hem dat te laten doen.’

De zaak is niet dat we ons vertrouwen in mensen verliezen. Het is zaak dat we ons vertrouwen in God de Vader niet verliezen – die vertrouwen houdt in zijn kinderen, omdat Hij vertrouwen heeft in het volmaakte werk van zijn Zoon voor al die moeilijke mensen.

Hoe kijk je naar andere mensen?

‘De genade die God schenkt neemt hij nooit terug, wanneer hij iemand roept maakt hij dat niet ongedaan’ (Rom. 11:29).

Tip – Heb je moeite met mensen? Zegen ze.