Op de bres

Ik heb gezocht naar iemand die een muur om de stad kon bouwen, die voor het land in de bres wilde springen opdat het niet zou worden vernietigd – maar zo iemand heb ik niet gevonden.
Ezechiël 22:30


Hier spreekt Gods hart. Hij zoekt naar iemand die op de bres wil springen voor anderen. Iemand! Die wil instaan voor zijn of haar gelijken!

Alsof God zegt: ‘Ik geef om mensen … Zijn er ook mensen die geven om mensen? Is er iemand?’

Wat een dilemma: God ziet niemand. Niemand die voor de ander instaat, niemand die het oordeel afwendt. Nu komen de daden van de mensen op hun eigen hoofd terecht (Ez. 22:31).

Was er maar iemand die voor de mensen zou instaan … De liefde tussen mensen onderling is God net zoveel waard als zijn eigen liefde voor mensen. Als geen mens de mensheid wil, lijkt het alsof God ook afhaakt.

Maar toch niet. Er is iemand. Iemand die tussenbeide wil treden. Die als lotgenoot voor lotgenoten wil instaan. Hij wil die mensen wél, hoezeer die ook teleurstellen en in de min staan. ‘Hier ben ik, over mij is in de boekrol geschreven. Uw wil te doen, mijn God, verlang ik, diep in mij koester ik uw wet’ (Ps. 40:8-9).

Iemand? Daar is Jezus! De barmhartige Samaritaan. De koninklijke dienaar. De grote hogepriester. En achter Hem aan komt een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie die gegrepen is door zijn genade en ook weer op de bres staat voor al die andere mensen (1 Pet. 2:9).

Wat wil ik daar graag tussen staan!