Zie je dat licht?

Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht.
Jesaja 9:1


Er zijn plekken op aarde waar het in de winter niet licht wordt. Maar er zijn nog veel meer plekken waar permanent de schaduw van de dood heerst. Daar schrijft Jesaja 9 over. En over de doorbraak die God forceert. ‘Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht,’ lezen we.

Dat schitterende licht is het licht van Gods aanschijn, staat er in vers 2. God keert zich naar mensen toe. De verschijning van dat licht levert diepe vreugde op. ‘Uitbundig laat U hen juichen,’ schrijft de Willibrordvertaling, ‘U overstelpt hen met vreugde: zij verheugen zich voor uw aanschijn.’

Het licht van God is het licht van de eerste scheppingsdag. God sprak ‘Er zij licht!’ – en er was licht. Het ging daar niet over de zon of andere hemellichamen, die kwamen later. Gods eerste scheppingsdaad was scheiding aanbrengen tussen licht en duisternis, tussen het leven en de schaduw van de dood, zodat er een goed leven voor zijn mensenkinderen gewaarborgd was (Gen. 1:2-4).

Datzelfde licht kwam weer in de wereld met de komst van Jezus. ‘In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen,’ schrijft Johannes (Joh. 1:4). ‘Hij is het ware licht, dat ieder mens verlicht’ (Joh. 1:9).

Gods licht is leven. Het brengt scheiding tussen leven en dood. Zie je dat licht? Als je je niet verbergt, maar tevoorschijn komt in dat licht, word je aangestoken door intense blijdschap, als de vreugde bij de oogst, of het verdelen van de buit, of het winnen van de toto. Toch?