Raquel van Haver – We Don’t Sleep…

 

Luide verbindingen

Marian en ik lopen in het Stedelijk Museum in Amsterdam tegen het werk van Raquel van Haver aan. Of eigenlijk loopt haar werk tegen ons aan. Wat daar hangt komt nogal op ons af. Massief en overdonderend bewegen haar afbeeldingen naar ons toe. Je wordt niet bepaald vriendelijk uitgenodigd om haar wereld in te stappen en al die kleurrijke figuren te ontmoeten; je wordt er bruut in gesleurd. Maar dan zit je wel onder prachtige mensen.

Van Haver schildert enorme doeken met centimeters dikke lagen verf, alsof het reliëfs zijn. Eigenlijk is schilderen niet het juiste woord: ze boetseert haar indrukwekkende werk op doek met alle mogelijke middelen, om het uit te roepen wat ze op haar hart heeft. We zien groepen mensen die samen eten, drinken, kletsen, of muziek maken, dansen en naar elkaar zwaaien. Het zijn explosies van menselijkheid, waar empathie uit spreekt voor groepen mensen en individuen in de periferie van de samenleving.

Raquel van Haver (1989) zoekt in haar werk naar de wortels van haar bestaan, om daarmee zichzelf te verbinden met anderen. Dat heeft met haar eigen geschiedenis te maken. Ze werd geboren in Bogota, Bolivia, en groeide op bij haar adoptiemoeder in Nederland. Haar taferelen zijn een eerbetoon aan mensen uit de Amsterdamse Bijlmer, waar ze zelf lang woonde en werkte, en aan mensen uit culturen van diverse continenten, waar ze verbleef om inspiratie op te doen.

Van Haver reageert in haar zeer aanwezige werk nadrukkelijk op de digitale fake waarin we kunnen verdwalen. Wat ze maakt kun je onmogelijk met een emoji afdoen of wegswipen. Het is er, het moet er zijn, haar uitbeeldingen hangen zwaar aan het doek. Door verf en al het andere materialen dat ze gebruikt er zo dik bovenop te leggen wil ze de vraag ‘Waarom mag ik er niet zijn?’ omdraaien in de uitroep: ‘Ik mag er zijn!’ Van Haver wil bruggen slaan. Het gaat haar om verhalen die verteld, gehoord en gezien moeten worden. ‘Mijn doel is om met kunst veel mensen aan elkaar te koppelen, zodat ze hun verhalen kunnen delen,’ vertelde ze in Het Parool. Ze noemt haar werk dan ook ‘luide’ kunst.

Ik herken in Raquel van Haver iets van eenzaamheid die ze met zich meedraagt en die ze wil opheffen door de verschillen tussen mensen te vieren. Ik zie ook haar bewogenheid met mensen, die in haar geschiedenis ontstaan is en waar ze ‘luide’ kunst van heeft gemaakt. Ik geloof dat we in dit soort dringende uitingen iets van Jezus kunnen herkennen. Hij zei: ‘Wat Ik jullie in het duister zeg, spreek dat uit in het volle licht, en wat jullie in het oor gefluisterd wordt, schreeuw dat van de daken.’ Van Haver wil niet alleen weten dat we er mogen zijn met onze verschillen. Ze wil dat we elkaar zullen opzoeken en laat die boodschap als het ware haar doeken uitschreeuwen. Ik weet niet of ze erg in heeft, maar ze geeft daarmee uiting aan het hart van Jezus.

Raquel van Haver (1989): We Don’t Sleep As We Parade All Through The Night (detail), Stedelijk Museum, Amsterdam.

Doorlezen: Matteüs 10:27; Matteüs 25:31-46.

Willem de Vink