Rare gasten?

Ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten.
Hebreeën 11:13b


Rare gasten, die van zichzelf zeggen dat ze als vreemdelingen op aarde leven? Hmm, wellicht. Het zijn mensen die meer waarde hechten aan Gods beloften dan aan de dingen van de wereld.

Ze leven met een heimwee naar het beste van God, houden de hoop voor ogen dat God zal geven wat Hij heeft beloofd en zijn in geloof onderweg naar dat einddoel.

Zo’n man is Abraham. Abraham gáát. Hij trekt van de ene pleisterplaats naar de andere. Hij is voortdurend in beweging, telkens als God het initiatief neemt. Abraham gaat in geloof. En hij weet: God zal erbij zijn – dat is de betekenis van Gods naam, zo is Hij. Daarom roept Abraham steeds als hij een nieuwe plaats binnengaat de naam van de HEER aan. En telkens als hij de naam van God aanroept, schreeuwt hij zijn verlangen uit naar de Vader en zijn vaderland.

Abraham was rijk. Er staat dat hij veel vee, zilver en goud had. Hij werd rijk gezegend door God. Maar hij zat er niet aan vast. Telkens als hij een stad binnentrok, wist hij dat dit niet de plek was die God beloofd had. Hij zag uit naar de stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd, lezen we (Heb. 11:10). Hij en andere geloofshelden liepen met hun voeten door het aardse stof, maar hielden hun blik gericht op de beloften die God in de hemel heeft klaarliggen.

Ze zeiden van zichzelf dat ze op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. Door zo te spreken, lieten ze blijken op doorreis te zijn naar een ander land. Ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse (Heb. 11:14 en 16).

Wie leeft met dat heimwee naar de hemelse Vader, hoopt op de stad waar Jezus zal regeren, gelooft in de vervulling van zijn beloften, zal zich nooit helemaal thuis voelen in deze wereld. Je blijft een vreemde gast, een hemelburger (Ef. 2:9-10).

Ik wil er graag zo een zijn.