Wie je bent bepaalt hoe je je gedraagt

Hij heeft ons naar zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus zijn kinderen te worden, tot eer van de grootheid van Gods genade, ons geschonken in zijn geliefde Zoon.
Efeziërs 1:5-6


Voor Paulus staat voorop dat wat je doet voortkomt uit wie je bent. Daarom begint hij zijn brieven altijd met te beschrijven wie we zijn in Christus. Daar besteedt hij gauw de helft van zijn correspondentie aan. Daarna komt hij met praktische raadgevingen hoe we ons in Christus moeten gedragen.

Zelfs in de structuur van zijn brieven zien we dus dat Gods genade vooropstaat.

Het evangelie is daarom niet zozeer een leermodel van leefregels. Het is vooral een persoon: Jezus zelf. En Jezus is niet in de eerste plaats een voorbeeld om na te volgen, maar iemand die aan het kruis van plaats heeft geruild met jou. Als je die ruil hebt aanvaard en in Hem bent, neem je zijn positie in, draag je zijn status, ben je wat God betreft als Hij. Dat betekent geloven dan ook: dat je voor honderd procent aanvaardt dat je in Hem door God rechtvaardig bent verklaard.

Daarom is de kerngedachte in Paulus’ brieven dat de rechtvaardige leeft door geloof (Rom. 1:17b).

Je mag geloven dat je in Jezus bent geplaatst – en dat Hij zal voorzien in alles wat nodig is om je te gedragen zoals Hij wil. Uit de rechtvaardigmaking volgt de navolging en heiliging, die God samen met jou uitwerkt door zijn Geest.

Je kunt niet genoeg horen wie je bent in Christus: wie je bent, bepaalt hoe je je gedraagt.