Rein verklaard door Jezus

Ik wil het, word rein.
Marcus 1:41b


Een man strekt zich uit naar Jezus. De omstanders deinzen terug.

‘Als u wilt, kunt u mij rein maken.’

Nee toch: een melaatse! Wat doet die onreine vent hier in de stad? Je mag hem niet aanraken; je blijft uit z’n buurt; als de wind verkeerd staat, loop je met een boog om hem heen. Afblijven! Zo’n lepralijder draagt Gods oordeel met zich mee …

Dan steekt Jezus zijn hand uit, raakt die voor z’n leven getekende man aan. Jezus’ compassie vloeit naar deze levende dode.

‘Ik wil het, word rein.’

Zie je het goed? Jezus doorbreekt de wet; Hij raakt die man aan. Hoor je het goed? Hij heft de veroordeling op. En met de vloek de ziekte. En de gevolgen. Omdat Hij het wil. Was je minderwaardig, verworpen, waardeloos, dan word je door Hem in eer hersteld. Een nieuwe status, een nieuw leven. Als je op zijn genade afkomt en vertrouwen hebt in zijn onverdiende gunst, verander je definitief.

‘Als u wilt, kunt u mij rein maken.’
‘Ik wil het, word rein.’

De man moet zich nu door de priester laten controleren. Die zal zijn genezing beamen. Hij is genezen en tegelijkertijd gerechtvaardigd, goedgekeurd – niet omdat hij de wet hield, maar zomaar, uit genade, omdat Jezus het wil. Dat doet Gods onverdiende gunst.

Kijk hem stralen. Hij kan het niet voor zich houden. Het bewijs staat hem op het lijf geschreven (Mar. 1:40-45).