Twee kudden één geworden

Zo bracht hij vrede en verzoende hij door het kruis beide in één lichaam.

Efeziërs 2:16

Jezus spreekt over twee kudden die één kudde worden met één herder (Joh. 10:16). God begon met één volk, Israël. Jezus sprak als Jood de Joden dan ook aan als zijn kudde. Maar Hij noemde nog een kudde: zijn schapen uit de andere volken. Paulus, de apostel voor de volken, beschrijft hoe die twee één zijn geworden.
Eerst stonden we buiten Gods bijzondere aandacht en de afspraken die Hij maakte, omdat Hij zich had beperkt tot Israël. Daardoor stonden de volken tegenover Israël (Ef. 2:11-12). Maar dankzij Jezus’ bloed zijn we binnen Gods aandacht en zorg gekomen, net als Israël (Ef. 2:13).

Want hij is onze vrede, hij die met zijn dood de twee werelden één heeft gemaakt (Ef. 2:14).

Hoe heeft Jezus dat gedaan? Hij heeft de wet, die de volken op afstand hield, aangepakt. Op het tempelplein was letterlijk een schot aangebracht waar de heidenen niet voorbij mochten komen. Maar samen met de wet is die scheiding afgeschaft.

Hij heeft de muur van vijandschap afgebroken en de wet met zijn geboden en voorschriften buiten werking gesteld (Ef. 2:15).

Op die manier heeft God één soort nieuwe mensen geschapen, geboren uit het ene lichaam van Jezus.

Om uit die twee in zichzelf één nieuwe mens te scheppen. Zo bracht hij vrede en verzoende hij door het kruis beide in één lichaam met God (Ef. 2:15).

Israël en de gemeente zijn in Jezus bij elkaar gebracht om door één en dezelfde Geest kinderen van dezelfde Vader te zijn (Ef. 2:18).

Johannes 10