Waar Jezus zo fel op is

 

Opeens zal hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien.

Maleachi 3:1

Plotseling staat Jezus op het tempelplein in Jeruzalem. Hij jaagt met een zelfgemaakte zweep de offerdieren weg. Runderen en schapen rennen in paniek de poort uit. Duiven fladderen op. Hij smijt de tafels om, zodat heilige munten en heidens wisselgeld door elkaar over de grond rollen. Ook de kooplui slaat hij het plein af.

Jezus is verontwaardigd. Dit zou een gebedshuis moeten zijn, een aanbiddingsplaats, maar er is een verkooppunt van gemaakt. Mensen moeten vanalles kopen om te voldoen.

‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’ (Joh. 2:16).

 

Jezus’ eerste optreden in Jeruzalem is direct een confrontatie. De neiging van mensen om Gods zegen te manipuleren met godsdienstige rituelen en handelingen wordt hardhandig aan de kaak gesteld.

De Joden accepteren dat niet. Ze vragen Jezus om een teken waarmee Hij zijn volmacht kan bewijzen. Maar Jezus wil alleen maar op zichzelf wijzen.

‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen’ (Joh. 2:19).

Jezus is er fel op. De offerrituelen zullen niet volstaan. De tempel heeft zijn tijd gehad. Jezus is gekomen om daar voorgoed mee af te rekenen. God zal niet langer op afstand gehouden kunnen worden – Hij wil in mensen wonen. Daar zal de plaats zijn van gebed en intimiteit. Jezus zelf zal zijn Vader jou en mij als zijn woonplaats aanbieden.

Kijk met wat een hartstocht en ijver Hij dat doet; het zal Hem uiteindelijk zijn leven kosten. Hij zal de oude rituelen en wetten tot een einde brengen en na drie dagen een nieuw begin maken.

Johannes 2:13-25