Waar span jij je voor in?

Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God.
(Blijft uw behoudenis bewerken met vreze en beven – NBG ’51.)
Filippenzen 2:12b


Moet je je nu toch nog inspannen voor je redding? Die heb je toch juist uit genade gekregen? En genade betekent onverdiende gunst. Waar moet je je dan voor inspannen?

God heeft ons dankzij Jezus gered en verzoend met zichzelf. Die redding is absoluut gratis. Uit genade. Het is een kwestie van ontvangen. Daar kun je niks aan toevoegen: geen enkele inspanning heeft daar invloed op.

Daar is Paulus in deze brief dan ook duidelijk over: ‘Ik ben ervan overtuigd dat hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voltooien op de dag van Christus Jezus’ (1:6).

Paulus moedigt de Filippenzen hier dus niet aan om zich in te spannen voor hun eeuwige redding: die hebben ze al ontvangen. Er is hier wat anders wat om inspanning vraagt. Hij wil dat ze vol zullen zijn van de vrucht van gerechtigheid (1:11). Hun gerechtigheid staat vast: ze zijn door God goedgekeurd. Maar nu moet er wel vrucht op volgen: daden die daarbij horen.

‘Leef in overeenstemming met het evangelie van Christus’ (1:27), schrijft Paulus. Maar het ontbreekt de Filippenzen aan eenheid (2:2). Relaties worden slecht onderhouden. En dat is in tegenspraak met de genade en gerechtigheid. Het spoort niet met het beeld van Jezus, die voor iedereen de onderste weg ging (2:5-11).

De Filippenzen moeten zich inspannen voor hun redding, schrijft Paulus dus. Als je ontzag hebt voor God, ga je daarmee aan de slag. Niet uit angst voor Gods oordeel, maar met ‘vreze en beven’ voor Gods genade. Je kunt je overeenkomstig die genade gaan gedragen. Dat vraagt inspanning, maar het is niet onmogelijk, want ‘het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt’ (2:13). En ook dat is genade!