Wat je zaait, zul je oogsten

Abram gaf aan Melchisedek een tiende van wat hij had veroverd.
Genesis 14:20


Abram reageert op de zegen die hij in brood en wijn ontvangt door het tiende deel van zijn bezit terug te geven (Gen. 14:18-20). Als onze geloofsvader zet hij daarmee de trend voor een belangrijk principe: wat je zaait zul je oogsten.

Tienden zijn namelijk bedoeld voor degenen die voor jouw geestelijk voedsel zorgen. Je geeft je tienden uit dankbaarheid voor wat je aan zegen mocht ontvangen. Tegelijkertijd zaai je met je gift weer uit om nieuw geestelijk voedsel te ontvangen. Degene die jou Gods voedsel aanreikte kan door jouw tienden blijven uitdelen.

In sommige kerken is de bediening van het woord niet meer waard dan de prijs van een kopje koffie. Er wordt meer geïnvesteerd in de akker van het vlees dan in de akker van de Geest. Daardoor is de oogst zo schamel.

Wie onderwezen wordt, moet al het goede dat hij bezit met zijn leermeester delen. Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten (Gal. 6:6-7).

God ziet graag een grote oogst. Daarvoor moet er voldoende voorraad zijn, voldoende geestelijk voedsel. Dat wordt mogelijk gemaakt door de tienden die ingebracht worden.

Stel mij maar eens op de proef – zegt de HEER van de hemelse machten. Breng alle tienden naar mijn voorraadkamer, zodat er voedsel in mijn tempel is, en zie dan of ik niet de sluizen van de hemel voor jullie open en zegen in overvloed op jullie land laat neerdalen (Mal. 3:10).

Abram investeerde in de zegen die hem en zijn nageslacht beloofd was met zijn tienden. Hij zou een geweldige oogst zien.

Zo bracht één man, wiens kracht al gestorven was, zoveel nakomelingen voort als er sterren aan de hemel staan, ontelbaar als zandkorrels op het strand langs de zee (Heb. 11:12).

Tip – Zie tienden geven als een stap in vertrouwen, niet als een plicht.