9 Wie ben jij?

Wie ben jij? Kijk eens in de spiegel. Je krijgt geen antwoord. Vraag het aan je ouders of vrienden. Ze helpen je niet echt. Doe een test. Maar een bevredigend antwoord krijg je nooit. Nooit? Tenzij iemand jou beter kent dan jij jezelf. Iemand die je ook nog kunt vertrouwen. God misschien? Hij kent je als de beste. Hij kan je inderdaad vertellen wie jij bent. En sterker nog: Hij kan je ook vertellen wie jij kunt worden!

De beste manier om jezelf te leren kennen is samen met God. Hij ziet jou helemaal zitten. Hij zegt ja tegen jou zoals je nu bent. Hij zegt ook ja tegen alles wat Hij in jou ziet. Samen met God ontdek je wie je bent en wie je mag worden.

Jij bent uniek
Het is duidelijk. Iedereen kan het zien. Jij bent een uniek exemplaar. Niemand heeft jouw DNA. Niemand heeft dezelfde hersenkronkels. Niemand heeft zo’n geschiedenis als jij. Mensen mogen van je zeggen wat ze willen, maar jij bent bijzonder en dat mag je best eens horen.

En nog iets. Het is ook góed dat jij er bent. Waarom goed? Omdat God jou wilde. God had je al op het oog voordat je een compleet mens was. Hij leeft elk moment van de dag met je mee. En Hij heeft een goede toekomst voor jou in gedachten. God denkt positief over jou. Laat dat maar eens tot je doordringen! (Op. 4:11, Ps. 139:1-18, Jer. 29:11)

De Here God heeft jou geschapen. Dat is iets waarover je je kunt verwonderen. Die ogen. Die handen. Die stem. Dat ben jij. En dat is niet toevallig. Het is geen ongelukje. Jij bent er met een bedoeling. God heeft jou geschapen om er te zijn voor Hem. Je bent gemaakt naar Gods beeld. Niet met hetzelfde lichaam (God is Geest en heeft geen lichaam). Maar wel met dezelfde persoonlijke eigenschappen om lief te hebben en zelfstandige keuzes te maken. Het is Gods bedoeling dat Hij gelukkig zal zijn met jou en dat jij gelukkig zult zijn met Hem. (Gen. 1:26-27, Ps. 8:4-6, Ps. 16:5-11)

De Bijbel is er duidelijk over: God heeft iets met jou. Hij ziet jou zitten. Maar misschien heb jij wel niks met jezelf. Misschien vind je jezelf maar waardeloos. Daar zou dan verandering in moeten komen. Want weet je dat God wil dat je blij bent met jezelf? Niet trots en zelfvoldaan, maar wel blij en dankbaar. Je zou moeten leren om jezelf te bekijken met de ogen van God. (Filip. 4:4-7, 1 Petr. 1:8-12)

Kan dat, jezelf zien zoals God je ziet? Je kunt in ieder geval luisteren naar Hem. En goed tot je door laten dringen wat Hij over jou zegt. Dat moet belangrijker worden dan wat je over jezelf zegt. Of wat mensen over jou zeggen. Wat God over jou zegt is pas écht waar. Omdat Hij het écht weet. En omdat Hij het met jou wáár kan maken. (Rom. 8:31-39)

Jij bent uniek. Je hebt ook een unieke vrijheid gekregen. Je kunt zelf beslissen of de Here God mag vertellen wie jij bent. Mág Hij? “HERE, U ziet alles van mij; U kent mij helemaal zoals ik ben.” (Ps. 139:1) Wie ben ik? Niet wat mensen zeggen. Niet wat ik zelf zeg. Maar wat God zegt dat ik ben!

Jij mag op Jezus lijken
Jij mag er zijn voor God. Dat is niet vanzelfsprekend. Je was een zondaar en nou niet bepaald iemand waar God blij mee kon zijn. Maar Jezus Christus droeg jouw zonden toen Hij stierf aan een kruis. Je bent nog steeds niet volmaakt en je zult dat ook wel niet zo snel worden. Maar dankzij Jezus vergeeft God jouw zonden en gaat Hij met jou aan de slag. Je hoeft niet meer gescheiden van God te leven. Je hebt het leven ontvangen waarmee Jezus uit het graf opstond. Dat leven is door de Heilige Geest ook in jou aanwezig. Je bent opnieuw geboren. Uit God. Daardoor ben je Gods kind en is Jezus jouw broer. Paulus zegt het zo: “Hij heeft altijd geweten wie Hem zouden liefhebben. En Hij bepaalde ook dat die mensen Zijn Zoon zouden weerspiegelen. Want Hij wilde dat Zijn Zoon de eerste en belangrijkste van vele broers zou zijn.” (Rom. 8:29)

Ho – wacht eens even! Is Jezus jouw broer? Is jouw verwantschap met Hem zo groot? Wat betekent dat dus? Dat jij op Hem mag gaan lijken! Hadden we het niet over de vraag wie jij bent en wie jij kunt worden? Hier heb je een duidelijk antwoord. Jij bent Gods kind en jij bent ervoor bestemd om zo te worden als Jezus! (Rom. 8:14-17, Rom. 8:28-30)

Hoe staat het in de Bijbel? Jezus, Gods Zoon, werd aan mensen gelijk. “Het was nodig dat Jezus Christus aan ons (Zijn broeders) gelijk werd.” (Hebr. 2:17) Jezus werd aan ons gelijk, zodat wij kinderen van God kunnen worden. “Nu wij door Jezus voor God zijn afgezonderd, hebben we dezelfde Vader als Hij. Daarom schaamt Jezus Zich er niet voor ons Zijn broeders te noemen.” (Hebr. 2:11) Jezus werd aan ons gelijk, zodat wij gelijk mogen worden aan Hem. “Ja vrienden, wij zijn kinderen van God en kunnen ons er geen voorstelling van maken hoe het later zal zijn. Maar wij weten één ding: als Christus komt, zullen wij zijn zoals Hij…” (1 Joh. 3 :2, Hebr. 2:10-18, Joh. 20:17)

Wie ben jij dus? Iemand die mag gaan lijken op Jezus. Jij mag worden zoals Hij. Niet met hetzelfde uiterlijk (hoewel je straks wel net zo’n nieuw lichaam krijgt). Het is ook niet Gods bedoeling dat je hetzelfde doormaakt als Jezus. Hij is Gods unieke Zoon en oneindig veel groter dan welk ander mens dan ook. Maar het is wel degelijk Gods bedoeling dat jij gaat lijken op Jezus. Hij wil je helpen om nu al in je karakter zoveel mogelijk te worden zoals Hij. Dan ga je ook steeds meer doen wat Hij zou doen. Lijkt het daar al op? Niet altijd. Nog niet. Maar God werkt eraan en jij mag eraan meewerken. (1 Cor. 15:48-49, 1 Joh. 3:1-3)

Hoe werkt God eraan dat jij op Jezus gaat lijken? Hij geeft jou allereerst de status van Jezus. Jij bent – net als Jezus – een zoon (of dochter) van God. Gods Geest die in jou woont bevestigt dat. Maar zo gedraag je je lang niet altijd. Toch blijft God jou zo zien. Hij ziet jou namelijk in Jezus. Jouw leven is opgenomen in Zijn leven. Je bent als het ware bekleed met Hem. God wil dan ook dat jij vanuit Jezus leert leven. Je kunt het vergelijken met een acteur die in zijn rol blijft, omdat hij daar helemaal één mee geworden is. Daarom zegt Jezus zo vaak: “Blijf in Mij.” Het is de kern van Zijn gebed in Johannes hoofdstuk 17. “Bijf in Mij, dan blijf Ik in jou.” In Hem – dat zou je het refrein van het Nieuwe Testament kunnen noemen. Als je in Hem blijft, kan God je veranderen, zodat je steeds meer op Jezus gaat lijken. (Joh. 17, Gal. 3:26-27, Col. 3:1-4)

Wie ben jij? Iemand die op Jezus mag gaan lijken. Kun je dat? Nee, niet uit jezelf. Maar God maakt het mogelijk. Hij adopteert jou als Zijn kind. Hij neemt jou aan dankzij Jezus. Je mag zijn ín Hem. Daarom lijk je in Gods ogen al op Jezus, zonder dat je daar eerst iets bijzonders voor hoeft te doen. Je hoeft niets waar te maken. In Jezus neemt God jou aan zoals je bent. In Hem verwelkomt Hij jou als Zijn kind. En in Hem verandert Hij je tot degene die Hij altijd al in jou zag. In Hem ben je – nu al – zoals Jezus! (Ef. 1:3-11)

Jij bent er voor anderen
Waar werkt God met jou naar toe? Waar is het Hem om te doen? Hij wil dat je dezelfde kant op gaat als Jezus. Jezus zegt: “Door veel vrucht te dragen, bewijzen jullie Mijn discipelen te zijn. Daardoor wordt Mijn Vader grootgemaakt.” (Joh. 15:8)

Wat doet een volgeling van Jezus dus? Hij maakt God groot door veel vrucht te dragen.

Hoe draag je vrucht? Door jouw unieke mogelijkheden beschikbaar te stellen. Vruchtdragen is uitdelen. God wil dat jij er zult zijn voor andere mensen! (Joh. 15:1-10)

Je leeft niet alleen. Je leeft ook niet alleen met God. Je leeft in Gods schepping tussen allerlei mensen. Je staat middenin de wereld en daar wil God jou ook hebben. Hij wil dat jouw leven iets gaat betekenen voor anderen. Daarom is het belangrijk dat je oog krijgt voor de mensen om je heen. De vraag: Wie ben jij? kun je uitbreiden met de vraag: Wie ben jij voor anderen? (Joh. 15:11-13)

Het diepe motief waarom jij er bent is ter wille van de liefde. God is blij met jou omdat Hij van je houdt. Daarom mag jij er zijn. Maar jij niet alleen. Alle mensen mogen er zijn voor God. Hij wil met iedereen omgaan. Zodra je gaat begrijpen dat God zelfs van jóu houdt, dringt het ook tot je door dat God daarom zeker van ándere mensen zal houden. Dat verandert jouw kijk op de mensen om je heen. God houdt van mensen, dus jij ook. God werkt daaraan in jouw leven. Als Hij met Zijn Geest in jou komt wonen, zal Zijn motief van liefde jouw leven gaan beheersen. (Matt. 25:31-46, Joh. 13:34-35, 1 Joh. 3:16-18)

Omdat God er is voor alle mensen, mag jij er ook zijn voor de mensen om je heen. Hoe dan? Door jezelf te geven. Wat je hebt en wat je kan stel je beschikbaar. Anderen mogen daar plezier van hebben. Zij mogen gebruik maken van jouw aanwezigheid en van jouw mogelijkheden. In die relatie met andere mensen komt eruit wat erin zit. Terwijl je uitdeelt van jezelf wordt het steeds duidelijker wie jij bent. Je wordt daarin bevestigd. Jij bent als een unieke boom. Er groeit unieke vrucht in jouw leven. Daar mogen anderen van genieten. Dat is vruchtdragen. (Luk. 6:43-45, Joh. 15:16, Ps. 1:1-3)

Jij bent er met een bedoeling. Je mag op Jezus gaan lijken door er te zijn voor anderen. Daar is God blij mee. Daar ben je zelf blij mee. En daar zijn de mensen om je heen blij mee. Lijkt het er niet altijd op? Toch mag je weten dat God eraan werkt dat jij er zo goed mogelijk uitkomt voor Hem, voor jezelf en voor anderen. Hij heeft het geluk van alle mensen op het oog. Jouw geluk en dat van anderen. Je bent gelukkig als je leert om andere mensen gelukkig te maken. Dan is God gelukkig met jou. Zoals Jezus zegt: “Door veel vrucht te dragen, bewijs je mijn discipel te zijn. Daardoor wordt mijn Vader grootgemaakt.” (Joh. 15:8)

Jouw familie
Wie ben jij? Of je het nu leuk vindt of niet: je lijkt op je ouders. God is er duidelijk over: Hij wil dat jij je ouders eert. Je hebt je bestaan aan hen te danken en misschien nog wel veel meer. Daarom is de eerste richtlijn die God geeft als Hij zegt hoe mensen met elkaar moeten omgaan: “Heb eerbied voor je vader en je moeder.” Er wordt een belofte bij gegeven: “Dan krijg je een lang en goed leven.” (Ex. 20:12) Hoe komt het dat je zegen krijgt als je je ouders eert? Omdat je jezelf ermee hebt als je dat niet doet. Je lijkt voor een flink deel op je ouders. Als je hen afwijst, wijs je af wat jij voor een flink deel zelf bent. Je doet jezelf tekort als je je ouders tekort doet. Terwijl je jezelf bevestigt als je je ouders eert. Het is fijn voor hén als je hen eert. En het is goed voor jezélf om dat te doen. (Ex. 20:12, Ef. 6:1-4)

Toch is het niet Gods bedoeling dat je maar klakkeloos meegaat in alles wat je vader en moeder je geven. Ouders kunnen falen. Hun zonden kun je als een erfenis meekrijgen. Zonden kunnen in een familie gemakkelijk overgedragen worden. De Bijbel spreekt erover dat ze kunnen voortwoekeren in volgende generaties. Maar daar kun jij wat aan doen. Jij kunt breken met de zonde die je misschien van huis uit meekreeg. Daarmee verbreek je de lijn van zonde die door jouw geslacht liep. Zo word je vrij om Jezus te volgen. Je moet je ouders eren, maar je hoeft hen niet in alles te volgen. Het gaat erom dat je Jezus volgt en gaat lijken op Hem. Jezus Christus zegt dan ook: “Wie meer van zijn vader of moeder houdt dan van Mij, is niet waard Mijn discipel te zijn.” (Matt. 10 :37, Ex. 20:5, Ex. 34:7, Matt. 10:34-37)

Het is duidelijk. Je moet je vader en moeder eren. Maar zij mogen je niet in de weg staan om Jezus te volgen. Je mag dan op je ouders lijken, maar je bent wel een nieuwe schepping. God is je Vader en je hoort allereerst thuis in Zíjn gezin. Je bent Gods kind en bedoeld om net zo te worden als Jezus. (Matt. 12:46-50, Matt. 19:29)

Jouw vrienden
“Vertel me wie je vrienden zijn en ik vertel je wie jij bent.” Die uitspraak maakt duidelijk hoeveel invloed vrienden op je kunnen hebben. Ze hebben invloed op jouw woordgebruik. Op jouw smaak en interesses. Op jouw meningen. En misschien ook wel op jouw omgang met God. Wie ben jij? Kijk eens naar je vrienden! (Spr. 27:5-6)

Van een vriend neem je gemakkelijk iets aan. Daarom kan een vriend een waardevolle raadgever zijn. Vooral als hij (of zij) hetzelfde verlangen heeft om een volgeling van Jezus te zijn. Je kunt elkaar daarin stimuleren! Maar wat als een vriend of vriendin helemaal niet zo nodig met Jezus bezig wil zijn? Dan komt er een moment dat je voor de vraag komt te staan: ga ik verder met hem of haar óf met Jezus? Die vraag kun je niet al te lang voor je uitschuiven! (Jak. 4:4)

Echte vriendschap vraagt altijd méér. Meer tijd. Meer aandacht voor elkaar. Meer om samen te delen. In het begin is een vriendschap nog vrijblijvend. Maar op den duur ga je elkaar steeds meer beïnvloeden. Welke kant op? De kant van Jezus? Dan kun je rustig samen verder gaan. Maar als je allebei een andere kant op wilt, zal die vriendschap jullie beiden schaden. Als twee ossen een kar trekken en allebei een andere kant uit willen, dan breekt de kar. Zoiets heet een ongelijk span. Het is een beeld uit de Bijbel. “Verbind je niet aan mensen die niet van de Here houden,” zegt Paulus in 2 Corinthiërs 6 vers 14. Kap liever met die vriendschap!

Aan vriendschap kun je werken. Het is mogelijk om zorgvuldig je vrienden te kiezen. Je kunt ook altijd de kwaliteit van je vriendschap verbeteren. Is er één persoon bij wie je zomaar kunt binnenvallen? Eén persoon bij wie je je hart kunt uitstorten? Bid je weleens samen? Lees je samen in de Bijbel? Heb jij een vriend die altijd beschikbaar is om je verder te helpen op je weg met Jezus?

Kies samen met God je vrienden uit. Laat God ook steeds weer meekijken naar je vriendschappen. Goede vrienden kunnen van grote waarde zijn op je weg met Jezus. Ze helpen mee om jezelf beter te leren kennen en God. Heb jij zulke vrienden? En trouwens: ben jij zélf zo’n vriend? Vrienden praten met elkaar over elkaar. Vrienden praten met Jezus over elkaar. Vrienden praten met elkaar over Jezus. Jezus zegt: “Wie zijn leven voor zijn vrienden overheeft, heeft de grootste liefde.” (Joh. 15:13, Spr. 17:17)

Jouw lichaam
Wie ben jij? Ook jouw lichaam vertelt daar iets over. Jouw houding bijvoorbeeld. Jouw manier van lopen. De blik in je ogen. Jouw lichaamstaal drukt veel uit van wie je bent. Als je gelukkig bent, spreekt je lichaam daarvan. En als je je onprettig voelt, is dat ook aan je af te lezen. Soms zit je lekker in je vel, soms niet. De binnenkant en de buitenkant van je persoon werken voortdurend op elkaar in. Je lichaam is daarom een belangrijk onderdeel van je totale wezen. En belangrijk voor God!

God de Schepper heeft jou gemaakt, vanbinnen en vanbuiten. Hij heeft dus ook jouw lichaam geschapen. Je lichaam is van tijdelijke aard. Het is uit stof gemaakt en zal tot stof terugkeren. Toch heeft God jou als Zijn kind aangenomen en jouw lichaam daarbij. Je zult daarom moeten leren om dankbaar te zijn voor het lichaam dat je kreeg. Het maakt niet uit of je vindt dat je het met je lichaam getroffen hebt of niet. Het is de plaats die God voor jou uitkoos om in te wonen. (Gen. 3:19, Ps. 139:13-18)

Jouw lichaam is een tijdelijke woonplaats. Een gebrekkige woonplaats ook. Maar het is niet zomaar ‘verpakking’, goed om straks weg te gooien. Als God jouw lichaam niet belangrijk vond, zou Hij het ook niet vernieuwen. Maar dat doet Hij wel. Je ontvangt in de toekomst een nieuw lichaam zoals Jezus een nieuw lichaam kreeg. In dat lichaam zul je herkenbaar zijn zoals Jezus bij Zijn opstanding herkenbaar was. Je krijgt een ‘opstandingslichaam’. Dat is een ‘hemels lichaam’ van eeuwige kwaliteit. Je bent bestemd om te worden zoals Jezus, met lichaam en al. Tot die tijd moet je het doen met dit ‘sterfelijk’ lichaam. Maar het is wel een lichaam waar God nu al met Zijn Geest in wil wonen! (Rom. 8:23, Luk. 24:36-43, 1 Cor. 15:42-49, 2 Cor. 5:1-10, Filip. 3:21)

Paulus schrijft: ‘Ik zeg jullie daarom broeders, dat jullie jezelf helemaal aan God moeten wijden. Temeer omdat Hij jullie al Zijn liefdevolle goedheid aanbiedt. Laat je lichaam een levend offer zijn; heilig, zodat het een vreugde voor God is.’ (Rom. 12:1) Jouw lichaam is niet alleen een woonplaats voor jezelf. Het is ook een woonplaats van de Heilige Geest. Dat schept verplichtingen. Als jouw lichaam een woonplaats van God is, zul je het ook moeten onderhouden als een woonplaats van God. Je zult aan je gezondheid moeten denken. Aan je conditie. Aan je rust. Je zult van je lichaam geen instrument van de zonde mogen maken. Het mag ook geen slaaf van zondige neigingen worden. Je zult de baas over je eigen lichaam moeten zijn. Dan kun je het aanbieden aan God.(1 Cor. 6:10-20, 1 Cor. 9:24-27, Rom. 6:13-14)

Jouw hart
Wie ben jij van binnen? De Bijbel kent geen begrippen als ‘temperament’, ‘karakter’ of ‘persoonlijkheid’. De Bijbel gebruikt een simpeler woord voor de binnenkant van jouw wezen: je hart. Het gaat daarbij niet om het lichaamsdeel dat hart wordt genoemd, maar om je geestelijke leven. Het is een woord dat de complete eenheid van jouw wezen aangeeft. Het hart is het centrum van je bestaan. Het is de plaats waar je beslissingen neemt. Daar spelen jouw motieven de hoofdrol. Wat je wilt. Wat je voelt. Wat je denkt. In je hart verwerk je wat je is overkomen. In je hart besef je ook wie je bent. Dáár leef jij je leven. Van dat hart zegt God: “Mijn zoon, geef Mij jouw hart.” (Spr. 23:26) Wat vraagt Hij dan?

a. God vraagt jouw motieven
In jouw hart schuilen je motieven. Het zijn de bronnen van waaruit je denkt en doet. Wat wil je? Wat doe je? Waarom? Wat zit erachter? God wil jouw motieven aanpakken. Ben je zuiver en oprecht tegenover mensen en voor God? (Ps. 51:12, Spr. 14:30)

b. God vraagt jouw geweten
In het hart zetelt je geweten. Dat geweten beoordeelt wat goed is en wat niet. Bij veel mensen is het geweten afgestompt. Wat goed en kwaad is maakt voor hen niet veel uit, als het henzelf maar goed uitkomt. God schrijft Zijn wetten in jouw hart. Hij wil van jouw geweten een zuiver instrument maken, zodat het gaat werken als een stoplicht. Wil je daar naar luisteren? (Hebr. 8:10, Hebr. 10:22)

c. God vraagt jouw wil
Het hart is de zetel van je wil. Hier neem je je besluiten. Met de inzet van je wil doe je wat je jezelf had voorgenomen. God vraagt of je Hem van harte dient. Dat is een keuze waar je bewust je wil achter moet zetten. Jouw wil moet in overeenstemming gebracht worden met Gods wil. Dan kan Gods Geest je wilskrachtig maken om te doen wat Hij wil. (Joh. 6:38, Filip. 2:13, 2 Tim. 1:7)

d. God vraagt jouw gevoel
Het hart is de plaats van je gevoel. Daar reageer je op alle dingen die je meemaakt: leuk, minder leuk of ronduit ellendig. Soms kun je op en neer geslingerd worden door je gevoel. Dan laat je je daardoor leiden. Maar dat is niet de bedoeling. Je gevoel is een hulpmiddel om aan te voelen wat er aan de hand is. Het is niet bedoeld om de leiding over te nemen. Wat God zegt moet sterker zijn dan wat jij voelt. (Matt. 11:29, Jak. 1:5-8)

e. God vraagt jouw verstand
In het hart komen allerlei overleggingen op, zowel goede als slechte. De vraag is: hoe gebruik jij je verstand? Ons gedachtenleven kan een loopje met ons nemen. Alsof je er niet de baas over zou zijn. Maar het is Gods bedoeling dat jij zelf de baas over jouw gedachten bent. En dat Hij daarin het laatste woord mag hebben. Daarom zul je je gedachten moeten toetsen. Zijn ze gehoorzaam aan Jezus? Anders laat ik ze niet toe. (Rom. 12:2, 2 Cor. 10:3-5, Hebr. 4:12-13)

f. God vraagt jouw woorden
Waar het hart vol van is, stroomt de mond over. Dat is een bekende spreuk uit de Bijbel. Met je woorden breng je naar buiten wat er binnenin je leeft. Als je hart zuiver is, kunnen je woorden een bron van leven zijn voor anderen. Logisch dat God zulke woorden van jou verwacht. (Matt. 15:18, Jak. 3:2-12, Spr. 15:4, Ef. 4:29)

g. God vraagt jouw hart.
Sommige mensen leven vanuit hun gevoel. Zij kunnen weleens zeggen: “Ik voel niks van God.” Andere mensen leven vanuit hun verstand. Zij kunnen weleens zeggen: “Ik begrijp niks van God.” Maar God wil dat je leert leven vanuit je geloof. Het geloof zegt: “Ik wéét dat God er is, ook al begrijp ik niet altijd alles, of voel ik er niet altijd wat bij.” Gevoelens en verstandelijke overwegingen zijn prima hulpmiddelen om beslissingen te nemen. Maar als zij de baas worden, kunnen zij jouw geloofsleven flink in de war schoppen. Jouw hart moet onderworpen zijn aan God. Dan kan jouw geloof in God de leiding nemen. (Hebr. 11:1)

Wie ben jij? Ben jij echt? God wil dat je een complete eenheid wordt. Een mens uit één stuk. Daarom vraagt Hij om jouw hart. “Bescherm je hart boven alles, want uit je hart komt alles voort wat je doet.” (Spr. 4:23) Je kunt net doen alsof je met God leeft, maar van binnen je hart verharden. Je bent dan niet echt of oprecht. Je leeft twee levens. Dat kan nooit goed gaan. Want je leeft dan niet in vrede met jezelf, met anderen en met God.

God weet wat er in je hart leeft. Hij heeft recht op jouw hart. Hij vraagt je om Hem lief te hebben en te dienen met je héle hart. Dan leef je geen twee levens. Je bent niet gespleten. Je bent er onverdeeld voor God. (Hebr. 3:7-8, Deut. 6:4-6, Ps. 86:11-12)

Jouw toekomst
De toekomst ligt voor je open. Wie jij straks bent hangt af van de keuzes die je nu maakt. Dat is best spannend. Neem je wel de juiste beslissingen?

Mensen zoeken naar steun bij de keuzes die ze moeten maken. Persoonlijkheidstesten, beroepentesten, geluksgaranties, horoscopen en allerlei goedbedoelde en minder goedbedoelde adviezen suggereren dat ze je helpen. Maar een volgeling van Jezus legt zijn toekomst in handen van God.

God wil leiding geven aan jouw leven. Maar Hij doet dat niet zomaar. Hij wil jou er helemaal in betrekken. De keuzes die jij maakt mag je doen in gesprek met Hem. Je vertelt Hem waar je mee bezig bent en wat je van de toekomst verwacht. En als je uitgesproken bent, geef je Hem de gelegenheid om je te corrigeren en te sturen. Je probeert Gods aanwijzingen te vinden in de dingen die Hij je aanreikt. Je oefent je zintuigen. Je stemt je radar af op Hem. Hij mag het zeggen. Naarmate je intensiever met God omgaat, zul je duidelijker merken dat Hij betrokken is bij alle keuzes die jij maakt. Leiding is dan ook een relatie. (Ps. 37:4-5, Spr. 3:5-6, Ps. 139:23-24)

Hoe geeft God leiding? Gods leiding is nooit een formule om je zo snel mogelijk bij je doel te brengen. Het is een proces waarin Hij je vormt en stuurt. Daar horen ook fouten bij of momenten dat je moet wachten. Alle dingen werken eraan mee dat God met je verder komt.

God geeft je in dat proces het nodige houvast. Hij zal niets doen buiten Zijn Woord om. De Bijbel geeft Gods bedoelingen weer. Daarom helpt de Bijbel je om licht te krijgen op je levensweg. God geeft je ook de kracht om te doen wat Hij van je vraagt. Het is de Heilige Geest Die jou elk moment van je leven wil leiden in jouw specifieke situatie. (Rom. 8:28, Ps. 119:105, Joh. 16:12-14)

God geeft signalen in je leven die je helpen om de goede richting op te gaan. Noem het lichtbakens om op af te stevenen. Ze brengen lijn in je leven. Wat kunnen die bakens zijn? Bijbelteksten. Raadgevingen. Profetieën. Dromen. Voorbeelden van anderen. Jouw doop. Langdurige verlangens die door God gezuiverd zijn. Als je Gods leiding zoekt en Hem vertrouwt, zul je zien dat Hij voldoende aanwijzingen geeft om op af te gaan. Hij heeft immers een goede toekomst voor jou in gedachten! Zoals een Psalm het zegt: “De HERE is goed en graag bereid hun, die dreigen te verdwalen, de juiste weg te tonen. Hij zal de beste weg die men maar kiezen kan, tonen aan hen die zich in hun afhankelijkheid tot Hem richten.” (Ps. 25:8-9, Joh. 10:27)

Wat is het resultaat als je samen met God je weg gaat? Dat je je geen zorgen hoeft te maken voor de toekomst. Zelfs in de moeilijkste omstandigheden word je gedragen door de vrede die God geeft. Je hebt een goede gids nodig om de juiste weg te gaan. Mag Jezus jouw gids zijn? Hij weet wie jij bent en Hij brengt je veilig op je plaats! (Matt. 6:33-34, Filip. 4:6-7, Joh. 14:1-6, Hebr. 12:1-2)

Niet meer mijn ik
We hebben het in dit artikel over de vraag wie jij bent. We kwamen tot de conclusie dat jij een persoon bent die door God is gewild. En dat God goede plannen met jou heeft. We zagen ook dat God pas iets met jou kan beginnen als je je hart aan Hem geeft. Daar is een woord voor. Overgave. Alles wat God van mensen wil komt neer op overgave.

Ieder mens heeft een ego. Een eigen ik. En ieder mens is van nature egoïstisch. Dat eigen ik is zelfzuchtig. Als het de kans krijgt, denkt het alleen maar aan zichzelf. Alle mensen zijn ermee behept. De hele wereld lijdt eronder. Onze zelfzucht brengt allerlei zonde voort. Niet alleen die duidelijk zichtbare zoals wellust en losbandigheid en geweld. Ook die meer verborgen zonden zoals trots en jaloezie en wrok. Van Gods bedoeling dat mensen aan Hem en aan elkaar zouden denken komt niet veel terecht. Onze zelfzucht is een ongeneeslijke ziekte, tenzij God ons geneest. (Jer. 17:9-10, 2 Tim. 3:1-5)

God geeft een recept om ons te genezen. Dat recept heet overgave. Als je jezelf overgeeft, doe je afstand van je zelfbeschikkingsrecht. Je onderwerpt je vrijwillig aan de ander. Als jij je overgeeft aan God, stap je van je eigen troon af en geef je God de gelegenheid om daarop te gaan zitten. Hij mag het voortaan voor het zeggen hebben. Hij wordt Nummer Eén in je leven. (Matt. 5:2-12)

Het draait in jouw leven allemaal om jouw eigen ik en wat jij daarmee doet. God vraagt om overgave van dat eigen ik. Waarom? Omdat er alleen via overgave een optimale relatie kan ontstaan. En alleen in een optimale relatie met Hem kan Hij je vormen. God vraagt om overgave, omdat Hij Zichzelf eerst heeft overgegeven. Hij gaf Zichzelf over toen Hij Jezus gaf voor jou. Hij vraagt of jij dezelfde houding wilt aannemen als Hij. Dan kom je in harmonie met Hem. De enige manier om meer Jezus te gaan lijken is via overgave. (Rom. 8:32, Gal. 2:20, Luk. 9:23,24, 2 Cor. 5:15)

De weg van Jezus is een weg van overgave. Toen je je eigen weg ging, was je een slaaf van jezelf. Je was overgegeven aan je eigen grillen en overgeleverd aan je eigen tekorten. Nu je jezelf aan Jezus hebt overgegeven ben je vrij om jezelf te zijn en jezelf te kunnen geven. Overgegeven aan Hem gaan Gods bedoelingen in je leven functioneren. Je wordt wie Hij in je ziet. Was je misschien ooit een nul, met Jezus op de eerste plaats ben je een tien. Dat ben jij!

Willem de Vink