Wortel, stam en takken

Als de wortel aan God is gewijd, zijn de takken het ook.

Romeinen 11:16

Niet alleen in het evangelie van Johannes wordt de vergelijking gemaakt van een stam waar de takken mee verbonden zijn. In de brief aan de Romeinen kun je net zo’n voorbeeld vinden. Jezus had het over een wijnstok met ranken (Joh. 15:1). In Romeinen gaat het over een edele olijfboom en zijn takken. Er was een oude stam, die volgens de profeten vernietigd zou worden (Jer. 2:21 en 11:16, Ezech. 15:1-6 en 19:10-14, Mat. 3:10). Maar uit de wortels zou een nieuwe scheut opkomen, die uit zou groeien tot een bijzondere stam (Jes. 11:1).

De wortels slaan op de aartsvaders, met wie God zijn plan begon. Eerst groeide daar één volk uit, Israël (Ps. 80:9-10). Maar nu heeft de boom een stam waar alle volken een plaats in krijgen.

Sommige oude takken zijn weggehaald. Ze hoorden wel bij de wortels, maar erkenden de stam niet. Dat slaat op Israël, voor zover het Jezus niet erkent. Er zijn ook nieuwe takken op de stam geënt. Dat zijn de takken van wilde olijfbomen: mensen uit andere volken die Jezus wel erkennen. Zij halen hun levenssappen uit de edele stam (Rom. 11:13-18).

Nu moeten de nieuwe takken niet neerkijken op de oude, schrijft Paulus. God heeft ons wel voor laten gaan, maar Israël zal zeker volgen. De Joden zijn namelijk van begin af aan gezegend met de rijke beloften die God aan Abraham had gedaan (Rom. 11:19-24, Hos. 14:5-9).

Als de Israëlieten niet volharden in hun ongeloof, zullen ook zij worden geënt, want God is bij machte hen opnieuw te enten (Rom. 11:23).

Johannes 15